Dutch

Surah Al-Mujadilah ( She That Disputeth ) - Aya count 22
Share
God heeft de woorden gehoord van haar, die zich bij u over haren echtgenoot heeft beklaagd, en hare klachten tot God heeft gericht , God heeft uwe wederzijdsche gesprekken gehoord; want God hoort en ziet alles.
Wat degenen onder u betreft, die van hunne vrouwen scheiden, met de verklaring, dat zij haar daarna als hunne moeders zullen beschouwen, laat hen weten, dat zij hunne moeders niet zijn. Hunne moeders zijn slechts zij, die hen baarden, en zij spreken waarlijk onrechtvaardig en logentaal; Maar God is barmhartig en vergevensgezind.
Zij die van hunne vrouwen scheiden, met de verklaring, dat zij haar in de toekomst als hunne moeders zullen beschouwen, en daarna terugnemen willen wat zij hebben gezegd, zullen genoodzaakt zijn een slaaf te bevrijden, alvorens zij elkander zullen mogen aanraken. Dit wordt u gewaarschuwd in acht te nemen, en God is wel onderricht van hetgeen gij doet.
En hij die geen slaaf vindt, om dien eed los te koopen, zal een vasten van twee achtereenvolgende maanden houden, alvorens zij elkander aanraken. En hij die niet in staat zal zijn dien tijd te vasten, zal zestig arme lieden voeden. Dit is u bevolen, opdat gij God en zijn gezant zoudt gelooven. Dit zijn de bevelen van God. Voor de ongeloovigen is eene pijnlijke marteling gereed gemaakt.
Zij die God en zijn gezant wederstand bieden, zullen ten onder gebracht worden, zooals de ongeloovigen die hen voorafgingen, werden ten onder gebracht. En wij hebben duidelijke teekens nedergezonden, en eene schandelijke straf wacht de ongeloovigen.
Op een zekeren dag zal God hen allen ten leven opwekken, en hij zal hun verklaren wat zij verricht hebben. God heeft eene nauwkeurige rekening daarvan opgemaakt; maar zij hebben die vergeten, en God is getuige van alle dingen.
Hebt gij degenen niet opgemerkt, aan wie het ontzegd werd, verboden gesprekken te voeren, maar die nochtans terugkeerden tot hetgeen hun was verboden, en heimelijk onder elkander van zonde spraken en van vijandschap en van ongehoorzaamheid nopens den gezant? En als zij tot u komen, begroeten zij u met een groet, waarmede God u niet begroet, en zij zeggen spottenderwijze tot elkander: Zou God ons niet straffen voor hetgeen wij zeggen, indien deze man een profeet ware? De hel zal eene toereikende straf voor hen zijn; zij zullen die binnengaan om verbrand te worden, en dat zal een ongelukkig verblijf wezen.
Vreest gij aalmoezen te geven vóór uw gesprek met den profeet, duchtende u te verarmen? Indien gij het niet doet, hetgeen God u zal vergeven, verricht dan ten minste het gebed, geeft de voorgeschreven (wettige) aalmoezen (de schatting), en gehoorzaamt God en zijn gezant in alle andere zaken; want God weet wel wat gij doet.