Dutch

Surah Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Aya count 200
Share
Hij heeft u het boek in waarheid geopenbaard, dat het vroeger geopenbaarde bevestigt. Hij openbaarde de thora en het evangelie reeds vroeger, als leiding voor de menschen. Thans heeft hij de onderscheiding gezonden.
Op de wijze van het volk van Pharao en die welke vóór hen geleefd hebben, beschouwden zij mijne teekens als leugens, God heeft hen gegrepen om hunne zonden, en God is streng in zijne straffen.
Zoo spreken de geduldigen, de waarheidminnenden, de aandachtigen; zij die aalmoezen geven en bij iederen zonsopgang om Gods genade smeeken.
De ware godsdienst des Heeren is de Islam, en zij die de schrift hadden ontvangen, werden het niet eerder oneens, dan nadat de kennis onder hen was gekomen; toen werden zij uit nijd oneens met elkander; maar hij die niet in de teekenen van God gelooft, wete, dat God snel is om rekenschap te vragen.
Hoe zal het zijn, als wij hen op den dag verzamelen, waarover geen twijfel is, en iedere ziel zijn verdiend loon zal ontvangen? Niemand zal dan onrechtvaardig behandeld worden.
Zacharias zeide: o Heer! geef mij een teeken. Hij antwoordde: Dit zal u een teeken zijn, dat gij drie dagen lang slechts met gebaarden tot de menschen zult kunnen spreken. Gedenk uwen Heer dikwijls, en loof hem des avonds en des ochtends.
En hij zal tot de menschen spreken als kind in de wieg en als volwassen man, en zal een vroom man zijn.
Hij zal hem ook onderwijzen in de schrift en de wijsheid, in de thora en het evangelie en hem tot de kinderen Israëls zenden,
O Heer! wij gelooven aan wat gij geopenbaard hebt, wij gelooven uwen afgezant; schrijf ons daarom in, bij het getal der getuigen.
Verlangen zij eenen anderen godsdienst dan dien des Heeren, terwijl wat in den hemel en op aarde woont, hetzij vrijwillig of gedwongen, hem onderworpen is en alles eens tot hem moet terug keeren.
Die eenen anderen godsdienst dan den Islam aanneemt, wordt door God niet aangenomen, en hij zal in de toekomstige wereld tot hen behooren die vergaan.
Eeuwig zullen zij daaronder gebukt gaan; hunne kwelling zal niet verzacht worden, en nimmer zal een blik hen treffen.
Zeg: o gij! die de schrift hebt ontvangen, waarom wilt gij de geloovigen van den weg Gods afleiden? Gij tracht hen te verwarren, en gij zijt zelven getuigen. Maar God is niet onopmerkzaam omtrent hetgeen gij doet.
Op den dag der opstanding zullen eenige blanke, anderen zwarte gezichten hebben. God zal zeggen tot hen die zwarte gezichten hebben; zijt gij ongeloovigen geworden, nadat gij geloovigen waart? Ontvangt dan de straf voor uw ongeloof.
Gij zijt het beste volk dat ooit onder de menschen is opgestaan: gij beveelt wat rechtvaardig is, verbiedt wat slecht is, en gelooft aan God. En indien zij, die de schrift hebben ontvangen, geloofd hadden, waarlijk het ware beter voor hen geweest. Er zijn eenige geloovigen onder hen, maar het grootste gedeelte hunner zijn goddeloozen.
O gij geloovigen! sluit geene vriendschap met hen die niet tot de uwen behooren; zij laten niet na, u te verleiden; zij wenschen slechts uw verderf. Hunnen haat hebben zij reeds met den mond uitgesproken, maar wat in hunne borst blijft besloten, is nog verderfelijker. Wij hebben u daarvan reeds bewijzen gegeven, indien gij deze slechts verstaat.
Herinner u den dag, toen gij met het aanbreken van den dag uwe familie verliet, om de geloovigen een kamp voor den oorlog te bereiden, God hoorde en wist het.
Dat hij de ongeloovigen met den wortel zal uitroeien, of verdelgen, en dat zij omvergeworpen of bestraft zullen worden, is u onnoodig te weten.
Reeds vóór u waren er voorbeelden van straffen op boozen. Doorloop de aarde, en zie hoe het einde was van hen, die Gods gezanten van bedrog hebben beschuldigd.
Geene ziel kan sterven dan op Gods verlof, naar het boek waarin de bestemming van alle dingen is opgeschreven. Wie de belooning in deze wereld verlangt, zullen wij die geven; wij zullen haar echter ook hun geven, die hunne belooning in het toekomstige leven verlangen. De dankbaren zullen wij beloonen.
Hoevele profeten kampten met hen, die tienduizendmaal zoo sterk waren; toch lieten zij den moed niet zakken om hetgeen zij doorstonden, terwijl zij voor des Heeren godsdienst kampten, en gedroegen zich niet zwak en niet verachtelijk. God mint hen die geduldig volharden.
Wij vervullen het hart der ongeloovigen met schrik, omdat zij God nog andere wezens hebben toegedicht, waartoe zij geene macht hadden. Het vuur zal hunne woning wezen, en de verblijfplaats der goddeloozen zal verschrikkelijk zijn.
Toen liet God, na de droefheid, tot verkwikking, eenigen in diepen slaap vallen. Een ander deel der uwen werd verontrust door zich zelven, terwijl zij valsche en dwaze denkbeelden van God hadden, en zeiden: zal een gedeelte van die zaak met ons gebeuren. Zeg: waarlijk, alles behoort God. Zij verbergen gedachten in hunne harten, die zij u niet openbaren, zeggende: indien een dergelijke zaak met ons gebeurd ware, wij waren hier niet geslagen geworden. Antwoordt hun: Indien gij zelfs in uwe huizen waart gebleven, dan hadden toch zij, wier dood bestemd was, naar buiten naar de plaats moeten gaan om daar te sterven. God wilde daardoor de gevoelens en gedachten uwer harten onderzoeken; want God kent het binnenste van het hart der menschen.
En indien gij ook gedood wordt, of sterft voor de verdediging van des Heeren godsdienst, waarlijk dan is Gods genade en barmhartigheid beter dan alle wereldsche schatten.
En wat de barmhartigheid betreft, die gij hun van God hebt geopenbaard, gij o Mahomet! waart mild omtrent hen; waart gij strenger en harder geweest, dan hadden zij zich zekerlijk van u gescheiden. Vergeef hun dus en vraag vergiffenis voor hen, en raadpleeg hen omtrent de zaak van den oorlog, en nadat gij hebt beraadslaagd, vertrouwt op God; want God bemint die op hem vertrouwen.
Het is de gewoonte van den profeet niet, te bedriegen. Hij, die bedriegt, zal op den dag der opstanding met zijn bedrog moeten verschijnen. Dan zal iedere ziel het loon ontvangen wat zij heeft verdiend, en niemand zal onrechtvaardig behandeld worden.
Zou hij, die naar Gods welbehagen leeft, evenzoo behandeld worden als hij, die Gods toorn heeft op zich geladen, en de hel zijne woning zijn? Eene ongelukkige reis zal dat zijn,
En wat u trof op den dag, toen de twee legers elkander ontmoeten, was zekerlijk door Gods wil, opdat hij de geloovigen en de goddeloozen zou leeren kennen.
Zij verheugen zich om de weldaden en de genade die zij van hem hebben ontvangen, en omdat hij de belooningen der geloovigen niet verloren laat gaan.
Tot hen zeiden de menschen: Waarlijk: de bewoners van Mekka hebben zich reeds met macht tegen u uitgerust: vreest hen dus; maar dit vermeerderde slechts hun vertrouwen, en zij zeiden: God is onze hulp en de beste beschermer.
Laten de ongeloovigen toch niet denken, dat, zoo wij hun leven verlengen en gelukkig maken, dit eene weldaad zij: neen! wij verlengen hun leven en maken het gelukkig, opdat zij slechts hunne zonden vermeerderen en eene strengen straf zouden ondergaan.
Laat ook zij die gierig zijn met de weldaden, die hun door Gods goedheid zijn geworden, niet gelooven dat hunne gierigheid tot hun geluk dient: neen zij dient veeleer tot hun verderf. Wat zij met gierigheid verzameld hebben, zal op den dag der opstanding hun als een halsband om den hals gehangen worden. God is erfgenaam van hemel en aarde; hij kent al uwe daden.
God heeft reeds de woorden gehoord van hen die zeiden: God is arm en wij zijn rijk. Wij willen opschrijven wat zij gezegd hebben, even als den moord der profeten, die zij zonder oorzaak hebben begaan en wij willen tot hen zeggen: Neemt nu de straf der verbranding aan.
Dit zullen zij ondergaan voor het booze, dat zij met hunne handen hebben verricht; want God is niet onrechtvaardig omtrent zijne dienaren.
Anderen zeggen: God heeft ons beloofd, dat wij geen gezant zouden moeten gelooven, dan alleen indien hij met een offer tot ons komt, dat dadelijk door het vuur verteerd wordt. Antwoord: Reeds vóór mij zijn gezanten gekomen met duidelijke bewijzen en met het wonder waarvan hij spreekt: waarom hebt gij hen dan gedood, indien gij waarheidlievende menschen zijt?
Beschuldigen zij u van bedrog o Mahomet! de gezanten vóór u werden reeds van bedrog beschuldigd, terwijl zij duidelijke bewijzen medebrachten en de schrift het verlichtende boek.