Dutch

Surah Al-Ankaboot ( The Spider ) - Aya count 69
Share
Verbeelden zich de menschen, dat het toereikend voor hen is, te zeggen: Wij gelooven, zonder dat zij beproefd zijn.
Wie er naar streeft, den waren godsdienst voort te planten, streeft naar het voordeel van zijne eigene ziel; want God heeft geen zijner schepselen noodig.
En wat degene betreft, die gelooven en rechtvaardig handelen, wij zullen hunne slechte daden uitwisschen, en wij zullen hun eene belooning geven, overeenkomstig de grootste verdiensten hunner daden.
Wij hebben den mensch bevolen, eerbiedig omtrent zijne ouders te zijn, maar indien zij trachten u over te halen, om datgene met mij te vereenigen, waarvan gij geene kennis hebt, gehoorzaam hen niet. Tot mij zult gij terugkeeren, en ik zal u verklaren wat gij gedaan hebt.
Hen, die gelooven en rechtvaardig handelen, zullen wij zekerlijk onder de godvruchtigen het paradijs binnenleiden.
Maar zij zullen zekerlijk hunne eigene lasten dragen, en andere lasten buiten hunne eigene; en zij zullen op den dag der opstanding nopens datgene onderzocht worden, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.
Maar wij bevrijden hen en degenen, welke met hem in de ark waren, en wij maakten die tot een teeken voor alle schepselen.
Indien gij mij van bedrog beschuldigt, waarlijk vele volkeren vóór u hebben hunne profeten eveneens van bedrog beschuldigd, maar alleen het openbaar prediken, is den gezant als plicht opgelegd.
Hij zal straffen naar zijn welbehagen, en hij zal genade hen voor dengeen die hem behaagt. Op den dag des oordeels zult gij voor hem worden gebracht.
Wat hen betreft, die niet in Gods teekenen gelooven, of daaraan, dat zij hem bij de opstanding zullen ontmoeten, deze zullen aan mijne genade wanhopen, en voor hen is eene pijnlijke straf gereed gemaakt.
Lot geloofde in hem. En Abraham zeide: Waarlijk, ik vlucht van mijn volk naar de plaats welke mijn Heer mij heeft bevolen; want hij is de Machtige, de Wijze.
Abraham antwoordde: Waarlijk, Lot woont daar. Zij hernamen: Wij weten wel wie daarin woont; wij zullen hem en zijn gezin zekerlijk bevrijden behalve zijne vrouw: zij zal eene van degenen zijn, die achterblijven.
En toen onze gezanten tot Lot kwamen, was hij bedroefd om hen, en zijn arm was onmachtig om hen te verdedigen. Maar zij zeiden: Vrees niet en wees niet treurig; want wij zullen u en uw gezin bevrijden, behalve uwe vrouw; want zij zal eene wezen van hen, die achterblijven.
Maar zij beschuldigden hem van bedrog, waardoor een storm van den hemel hen overviel; en des ochtends werden zij in hunne woningen dood en voorover liggende gevonden.
En wij verdelgden ook de stammen van Ad en Thamoed; en gij weet wel wat er nog van hunne woningen is overgebleven. En Satan deed hen hunne werken goed vinden en wendde hen zijwaarts van den weg der waarheid, hoewel zij doorzicht hadden.
Ook verdelgden wij Karoen, en Pharao en Haman. Mozes kwam tot hem met duidelijke wonderen. Zij gedroegen zich echter onbeschaamd op de aarde; maar zij konden onze wraak niet ontkomen.
Hen allen verdelgden wij in hunne zonden. Tegen sommigen hunner zonden wij een hevigen wind, sommigen werden door een vreeselijken orkaan van den hemel verdelgd, sommigen deden wij door de aarde verzwelgen en sommigen van hen verdronken wij. Nimmer was God geneigd hen onrechtvaardig te behandelen, maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen.
Herdenkt wat u van het boek des Korans werd geopenbaard, en weest standvastig in het gebed; want het gebed behoedt den mensch voor vele misdaden en voor hetgeen laakbaar is, en de herdenkingen van God is zeker een der belangrijkste plichten: God weet wat gij doet.
Zoo hebben wij u het boek van den Koran nedergezonden, en zij aan wie wij de vroegere schriften hebben gegeven, gelooven daarin; en onder deze Arabieren zijn er ook die daarin gelooven, en niemand verwerpt onze teekenen, behalve de hardnekkige ongeloovigen.
Gij kondt geen (goddelijk) boek voor dit lezen, noch kondt gij het met uwe rechterhand schrijven. Toen zouden de tegensprekers terecht aan den goddelijken oorsprong daarvan hebben getwijfeld.
Zij zeggen: Zoolang geen teeken van zijn Heer wordt nedergezonden, zullen wij niet gelooven. Antwoord: Teekenen zijn alleen in de macht van God, en ik ben slechts een openbaar prediker.
Is het niet toereikend voor hen, dat wij u het boek van den Koran hebben nedergezonden om hun voorgelezen te worden? Waarlijk, hierin is eene genade en eene vermaning voor hen die gelooven.
Zij zullen van u eischen, dat gij de straf verhaast, welke zij u tarten op hen te doen nederkomen. Indien er echter geen bepaalde tijd voor hun uitstel ware geweest, zou de straf reeds op hen zijn nedergekomen; maar zij zal hen zekerlijk plotseling overvallen, en zij zullen het niet voorzien.
Zij eischen van u, dat gij spoedig een wraak op hen zult doen nederkomen; maar de hel zal de ongeloovigen zekerlijk omringen.
Op een zekeren dag zal hunne straf hen plotseling overvallen; zoowel van boven hen als van onder hunne voeten zal God hun toeroepen: Proef de vergelding van hetgeen gij hebt bedreven.
En wat hen betreft die geloofd en rechtvaardigheid uitgeoefend zullen hebben, wij zullen hen zekerlijk in de hoogere gedeelten van het paradijs huisvesten; rivieren zullen onder hen stroomen, en eeuwig zullen zij daar verblijven. Hoe heerlijk zal de belooning zijn van hen, die rechtvaardigheid hebben uitgeoefend!
Waarlijk, indien gij de bewoners van Mekka vraagt: Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen, en de zon en de maan gedwongen hunnen loop te volgen? zullen zij antwoorden: God. Waarom liegen zij dan in de erkenning van andere goden?
Het tegenwoordige leven is slechts een tijdverdrijf en een spel; maar het toekomstige verblijf in het paradijs is het werkelijke leven. Indien zij dit wisten, zouden zij het eerste niet boven het laatste verkiezen.
Als zij in een schip zeilen, roepen zij God aan, en belijden hem oprechtelijk den waren godsdienst; maar als hij hen veilig aan land brengt, keeren zij tot hunnen afgodendienst terug;
Om zich ondankbaar te betoonen voor datgene wat wij hun hebben geschonken, en opdat zij de vermaken van dit leven zouden mogen genieten; maar hierna zullen zij de ontknooping kennen.
Zien zij niet dat wij het grondgebied van Mekka tot eene onschendbare en zekere wijkplaats hebben gemaakt, terwijl de menschen in den omtrek worden geplunderd? Gelooven zij daarom in datgene wat ijdel is, en erkennen niet Gods goedheid?
Wie zijne uiterste pogingen aanwendt om onzen waren godsdienst voort te planten, dien zullen wij op onze wegen leiden; want God is met den rechtvaardige.